
Jurisprudentie
BJ4807
Datum uitspraak2009-02-18
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/461833-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/461833-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beschikking wijziging voorwaarden gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) ex art 77wb SR
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/461833-08
BESCHIKKING
op de op 3 februari 2009 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 3 februari 2009 in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans verblijvende op het adres [adres]
die bij vonnis van deze rechtbank op 4 augustus 2008 is veroordeeld tot de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (verder: de gedragsbeïnvloedende maatregel / GBM), welk vonnis op 18 augustus 2008 onherroepelijk is geworden. De termijn loopt af op 24 februari 2009, waarbij rekening is gehouden met een detentie die door veroordeelde tussentijds is uitgezeten in augustus / september 2008.
De inhoud van de vordering.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de gedragsbeïnvloedende maatregel met de termijn van zes maanden.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bij de vordering overgelegde stukken:
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: Raad) d.d. 11 februari 2009;
- een rapport van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (verder: BJAA) d.d. 6 februari 2009, inhoudende de aantekeningen omtrent het gedrag van de veroordeelde.
De rechtbank heeft op 18 februari 2009 de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. A.P.H. Warlam, advocaat te Amsterdam, alsmede de moeder, mevr. [moeder] namens de Raad en [persoon1] en mevr. [persoon2] namens de jeugdreclassering van het BJAA in besloten raadkamer gehoord.
De beoordeling.
De ontvankelijkheid.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat, hoewel de vordering later dan een maand voor het tijdstip waarop de maatregel verloopt is ingediend, in dit geval een beroep kan worden gedaan op het bepaalde in artikel 77wd lid 2 van het Wetboek van strafrecht. De rechtbank stelt vast dat de vordering binnen een redelijke termijn, te weten drie weken voor de afloopdatum, is ingediend.
Uit de rapportages blijkt dat voortzetting van de behandeling en begeleiding in het kader van de GBM noodzakelijk is om de inzet en motivatie van veroordeelde en de positieve ontwikkeling te waarborgen en dat er bovendien nadere diagnostiek van de problematiek van veroordeelde moet plaatsvinden. Gelet op deze bijzondere omstandigheden, waardoor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde de verlenging van de maatregel eist, dient de vordering van de officier van justitie ontvankelijk te worden verklaard.
Voormeld advies houdt onder meer het volgende in.
Gedurende de maatregel is twee maal overwogen om de GBM terug te melden na escalaties binnen de thuis- / woonsituatie. Na de eerste escalatie is veroordeelde, mede naar aanleiding van het zonder toestemming geld opnemen met de pinpas van moeder, acht dagen gedetineerd geweest, waarbij deze periode werd gebruikt ter motivatie voor het vervolg van de GBM. De tweede maal waarop terugmelding is overwogen, is hiertoe uiteindelijk niet besloten omwille van positieve ontwikkelingen op andere leefgebieden.
De behandeldoelen zoals die door de Bascule en de jeugdreclassering zijn vastgesteld, sluiten aan bij en bouwen voort op de uitkomsten van het onderzoek dat in augustus 2008 door de Raad is uitgebracht. Veroordeelde kwam toen naar voren als een kwetsbare jongen met een verstoorde emotieregulatie, die zowel op persoonlijk vlak als op het gebied van wonen en dagbesteding hulp nodig heeft.
Al met al laat het verloop van de GBM een wisselend beeld zien op alle leefgebieden.
In vergelijking met de situatie zoals die bij aanvang van de GBM bestond, is er sprake van een positieve ontwikkeling. Veroordeelde woont sinds medio oktober 2008 weer bij moeder, volgt sinds medio september 2008 naar tevredenheid onderwijs op het ROC ASA en volgt de behandeling bij de Bascule, alwaar voor de komende periode met veroordeelde verdere doelen zijn gesteld ten aanzien van behandeling, begeleiding en nadere diagnostiek.
Gesteld kan worden dat de GBM als kader functioneel blijkt om de inzet en motivatie van veroordeelde te waarborgen. De Raad adviseert de GBM te verlengen, teneinde de behandeling van de Bascule en de begeleiding van de jeugdreclassering te continueren en de positieve ontwikkeling die is ingezet te laten beklijven.
In raadkamer hebben de vertegenwoordigers van de Raad en het BJAA het advies gehandhaafd en nader toegelicht. Het BJAA heeft benadrukt dat de individuele gesprekken die veroordeelde voert met de psychiater zeer belangrijk voor hem zijn. Daarbij dient gekeken te worden of en zo ja welke, medicatie nodig is. Voorts is het van belang een andere woonplek voor veroordeelde te vinden. Op school en met zijn stage gaat het goed. Zijn opleiding zal hij in maart 2009 afronden en in september 2009 start zijn vervolgopleiding. Ter overbrugging zou veroordeelde kunnen blijven werken in het café-restaurant waar hij nu stage loopt, aldus het BJAA.
De raadsman heeft zich namens de veroordeelde gerefereerd aan de vordering.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij meer volwassen en verantwoordelijk is geworden.
Gelet op voornoemde stukken, de behandeling in raadkamer en gelet op artikel 77wd van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de gedragsbeïnvloedende maatregel nog steeds in het belang is van de ontwikkeling van veroordeelde. Het veilig stellen en continueren van de positieve lijn in de behandeling en begeleiding van veroordeelde alsmede de nadere diagnostiek van zijn problematiek zijn van belang om de veroordeelde op een verantwoorde wijze te kunnen laten deelnemen aan de samenleving. De GBM biedt daarvoor het beste kader. De maatregel dient derhalve verlengd te worden, en wel met een termijn van zes maanden.
Beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de gedragsbeïnvloedende maatregel voornoemd met zes maanden, met dien verstande dat het programma zoals opgelegd bij vonnis van 4 augustus 2008 wordt verlengd, inhoudende:
- dat veroordeelde gedurende de maatregel blijft onder toezicht en begeleiding van de afdeling (jeugd) reclassering van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam;
- dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de (jeugd)reclassering en het programma Intensieve Traject Begeleiding (ITB) volgt;
- het volgen van Functional Family Therapy (FFT) bij de Bascule;
- deeltijdbehandeling bij de Bascule.
Bepaalt dat als veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van drie maanden.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. F.P.M. Eberhard, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. E.M.M. Gabel en M.I. Heijning, rechters
in tegenwoordigheid van mr. C. Bernsen, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 18 februari 2009.